Een commentaar door Dr. Felix Blankestein, MD
"Allergie voor kunstgebitten" is waarschijnlijk de meest populaire diagnose voor patiënten van wie de klachten klinisch niet herkend kunnen worden door de tandarts of in ieder geval niet kunnen worden toegewezen aan een duidelijk, somatisch ziektebeeld. Dit werkt heel goed in universiteitssteden. Er is bijna altijd wel een contactpersoon (die waarschijnlijk medelijden heeft met zijn collega's) die bereid is om met deze klassieke situatie om te gaan: De patiënt meldt ernstige klachten - maar zijn tandarts ziet niets of in het gunstigste geval een rood slijmvlies. Dergelijke roodheid kan een uiting zijn van een contactallergie, maar veel vaker is het een symptoom van vele andere pathologieën: mechanische overbelasting door overdruk of negatieve druk onder een protheseplaatje, microbiële infectie, pemphigoïde ziekten, stralingsschade, bijwerkingen van geneesmiddelen, enz.
Omdat de prevalentie van intraorale contactdermatitis in Duitsland veel lager is dan wordt aangenomen door veel alternatieve behandelaars, "holistische" artsen en natuurlijk door patiënten met onduidelijke symptomen, moet de diagnose in eerste instantie niet worden gericht op een allergie. Een serieuze holistische benadering moet rekening houden met alle aspecten van een mogelijke intolerantie voor prothesen. Een eenvoudige benadering is hier nuttig: allergiediagnostiek moet worden uitgevoerd in de zin van "uitsluitingsdiagnostiek". Je kruipt als het ware in de rol van een expert:
Bij uitneembare prothesen ligt de nadruk op mechanische problemen, die vaak worden uitgelokt of verergerd door parafuncties. Vooral de "gewoontes" die met behulp van de tong-, lip- en wangspieren worden uitgeoefend, kunnen leiden tot verbranding van het slijmvlies dat deze spieren bedekt, wat vervolgens verkeerd wordt geïnterpreteerd als een symptoom van een allergie. Zelfs de eenvoudigste defecten aan plaatprothesen, zoals onvoldoende congruentie met de prothesesteun of punctuele malocclusie, kunnen soms onaangename paresthesieën of aanhoudende drukpunten veroorzaken. Roodheid is ook een bijkomend symptoom van candidiasis, dat bijna regelmatig voorkomt bij gebitsprotheses die 24/7 worden gedragen.
En tot slot mag de innerlijke afkeer van zo'n vreemd lichaam in de mond, die vanuit menselijk oogpunt maar al te begrijpelijk is, niet worden verwaarloosd. Vooral in Duitsland wordt het voorvoegsel "psy" reflexmatig gecombineerd met "chiatrie", wat psychosomatische benaderingen voor het oplossen van de betreffende intolerantieverschijnselen erg moeilijk maakt. Niemand wil voor gek worden aangezien - een allergie is sociaal veel acceptabeler.
Als er na serieuze diagnostiek geen aanknopingspunten voor andere nosologieën worden gevonden, begint de zoektocht naar mogelijke allergenen. De enige taak van de tandarts hier is het zorgvuldig verzamelen van de materialen die aanwezig zijn in de mond van de patiënt en, idealiter, hun ingrediënten. Het eigenlijke testen is een medische taak. En hier begint het dilemma: er zijn ook
Vandaag de dag is er nog steeds geen allergietest die zowel 100 % gevoelig als specifiek is. Ondanks al zijn tekortkomingen wordt de epicutane test (ECT), uitgevoerd door dermatologen, nog steeds beschouwd als de gouden standaard voor het zoeken naar contactallergenen. De "epimucosa test", die soms nog wordt aanbevolen, is wetenschappelijk verworpen omdat de mucosa aanzienlijk minder reageert op contactallergenen dan de cutis. Er is dan ook geen geldig interpretatieschema voor deze "test" in de mond van de patiënt. De in-vitrotest met een bloedmonster (lymfocytentransformatietest, afgekort LTT) heeft daarentegen het voordeel dat deze niet gemanipuleerd kan worden. Deze test kan ook worden uitgevoerd bij zonnebrand of andere huidveroudering, maar geeft alleen informatie over mogelijke sensibilisatie, niet over een allergische reactie die al heeft plaatsgevonden.
Daarnaast worden er verschillende testen voor op geloof gebaseerde geneeskunde aangeboden, waarvan er geen enkele ooit op geldigheid is getest. Hun propagandisten hebben het echter makkelijk: ze leveren altijd een zogenaamd ondubbelzinnig testresultaat. De collega's die op basis hiervan een nieuw kunstgebit maken, staan echter onder druk van de garantieplicht...
Zodra een allergeen geïdentificeerd is, begint de zoektocht naar "alternatieve" materialen. Dit kunnen kunststoffen of legeringen zijn met een compleet andere chemische basis, maar ook zeer corrosiebestendige en elutiebestendige materialen waaruit het bekende allergeen niet meer ontsnapt. Een goed voorbeeld hiervan is de legering MP35N met een hoog nikkelgehalte, die wordt gebruikt voor de productie van veel medische implantaten voor orthopedie en vaatchirurgie.
En tot slot nog iets over "profylactische" allergietesten voordat tandprothesen worden aangemeten: Dit idee, dat vaak profetisch testen wordt genoemd, is niet goed, omdat het immuunsysteem ons niet vertelt of het van plan is om in de nabije toekomst pathologisch en overmatig te reageren. In het ergste geval kan zo'n test leiden tot een klinisch stille (!) sensibilisatie en vervolgens tot een klinisch manifeste reactie bij een tweede contact.

De auteur
Dr. Blankenstein was een senior arts bij het Charité - Universitaire geneeskunde Berlijn op de afdeling Tandprothetiek, Geriatrische tandheelkunde en Functionele tandheelkunde. Hij is een expert op het gebied van klinische prothetiek en heeft de leiding over het consultatiebureau voor tandprothese-intolerantie aan de Charité.
Geïnteresseerd?
Dr. Blankenstein geeft lezingen over het onderwerp prothese-intolerantie als onderdeel van de SSOP (Swiss School of Prosthetics). Zoals hij in dit commentaar beschrijft, is dit onderwerp niet zonder uitdagingen. Maar met een systematische aanpak kunnen patiënten echt worden geholpen. Zoals altijd is intensieve coördinatie tussen het laboratorium en de praktijk belangrijk. Als u ook een presentatie over dit onderwerp wilt organiseren, neem dan contact met ons op