de onderkaak beweegt zich door samentrekking van spieren; deze beweging wordt begrensd resp. beperkt door de kaakgewrichten en hun kapsels en banden en door het contact van de gebitselementen; de bewegingen van de rijen gebitselementen op elkaar verlopen volgens biogeometrische wetten; de weergave van de bewegingsrichtingen in het horizontale vlak, op de occlusale en incisale vlakken, heeft M.H. POLZ beschreven als het occlusale kompas; een ezelsbruggetje daarvoor is de vingerregel